Israelbrochure


HomeIsraëlActueelIsraelbrochure

Reacties op Israëlbrochures gemakkelijk en weinig constructief

„Veel oudvaders leefden met de verwachting van een heilrijke toekomst voor Israël.” Foto: het Kidrondal.

De meeste reacties op de twee recent gepubliceerde Israëlbrochures zijn bijzonder gemakkelijk en weinig constructief, reageert dr. M. van Campen.

De beide Israëlbrochures die recentelijk het licht zagen, hebben de nodige pennen in beweging gebracht. Zowel ”Israël en de Palestijnen” (Gereformeerde Bond) als ”Onopgeefbaar verbonden” (werkgroep Protestantse Kerk) konden op forse kritiek rekenen.

Nu is er op zichzelf niets mis met kritiek. Een stevig debat kan de standpunten verhelderen en de bezinning op een hoger plan tillen. Of dat de vrucht van de huidige discussie rond Israël zal zijn, valt echter te betwijfelen.

Dat heeft ongetwijfeld te maken met het feit dat de gedachtewisseling zich voor een deel afspeelde via sociale media zoals Twitter. Dat levert per definitie meer oneliners op dan diepgravende inzichten. Daarnaast viel op dat er royaal gewerkt werd met etiketten. Ook een beproefde recept om de opponent af te schrijven zonder diens argumenten te wegen en te overwegen.

Ik geef drie voorbeelden. Allereerst: de Israëlvisie zoals in de beide genoemde brochures is verwoord, zou niet gereformeerd zijn (RD 6-10). Wat is gereformeerd als het dit thema betreft? De gereformeerde belijdenis­geschriften zwijgen erover in alle talen. Deze omissie belette tal van gereformeerde theologen uit de zeventiende en de achttiende eeuw evenwel niet om zich grondig met Israël bezig te houden en zich daarover te uiten in publicaties en preken.

Wie bundels met catechismuspreken uit deze periode doorneemt, wordt verrast door de uitleg van de tweede bede van het Onze Vader: „Uw Koninkrijk kome.” En hoewel de Heidelberger in zondag 48 niet rept over Israël, besteedden veel oudvaders in hun preek toch uitvoerig aandacht aan Gods weg met het Joodse volk. Velen van hen leefden met de verwachting van een heilrijke toekomst voor Israël. Over een terugkeer van Joden naar het land van de belofte bestond voor hen geen enkele twijfel.

Meerdere vertegenwoordigers van de Nadere Reformatie rekenden zelfs met het aanbreken van een bloeitijd op aarde, alvorens de wederkomst van Christus een feit zou zijn. Binnen dit verwachtingspatroon nam ook Gods weg met Israël een vaste plaats in. Een (post)chiliastisch trekje was hun niet vreemd.

Kortom, in de gereformeerde kerk van die dagen werd alle ruimte geboden voor een dergelijke Israëlvisie. Het etiket ‘ongereformeerd’ werd voor andere zaken gereserveerd.

Waarop berustte deze positieve verwachting met betrekking tot Israël? Met name op twee pijlers. Allereerst brak men met de gangbare veronderstelling dat Paulus in Romeinen 11:25-27 bij het behoud van „gans Israël” gedacht zou hebben aan de christelijke kerk. In plaats daarvan legde men deze tekst uit met het oog op de aanstaande bekering van het concrete Joodse volk.

Een tweede pijler vormde de manier waarop men de oudtestamentische profetieën las. In plaats van deze exclusief te vergeestelijken en te betrekken op Christus en de gemeente, bleef men het Joodse volk als het eerste adres van deze beloften zien. Men kan in dit verband spreken over een historiserende Schriftuitleg. Het profetische Woord werd in verband gebracht met Gods handelen in verleden, heden en toekomst.

Een tweede voorbeeld van etiketteren is het verwijt dat er in de genoemde Israëlbrochures sprake zou zijn van de bedelingenleer, ook wel het dispensationalisme genoemd (RD 6-10). Binnen het dispensationalisme speelt de gedachte aan de opname van de gemeente een belangrijke rol. Het feit dat daarover in geen van beide brochures gerept wordt, zou collega drs. De Bruin, die in deze krant dit verwijt uitte, tot nadenken moeten stemmen. Als hij zijn huiswerk wat grondiger had gedaan, zou hij ook hebben vastgesteld dat ondergetekende al in 1983 afstand heeft genomen van de bedelingenleer in de bundel ”Zicht op Israël”.

Een laatste kritiekpunt waar ik de vinger bij leg betreft de christologie. De beide Israëlbrochures zouden volgens sommigen geen recht doen aan de persoon en het werk van Jezus Christus (RD 20-9). Volgens de Kerk der eeuwen vormt Hij het centrum van de Heilige Schrift, terwijl de Israëlbrochures de indruk wekken dat alles om Israël draait.

Dat is een ernstig verwijt, maar naar mijn diepe overtuiging is het niet terecht. Op geen enkele wijze staat het unieke van Christus in de beide brochures ter discussie. Jezus Christus is echter niet los verkrijgbaar. Hij is immers de Zoon van David, de Zoon van Abraham (Mattheüs 1:1). Wie Hem bemint, krijgt ook Zijn volk lief.

Overigens behoeft deze Israëlliefde niet onkritisch te zijn ten aanzien van de Israëlische politiek. Zij maakt evenmin blind voor de noodsituatie waarin de Palestijnen, met name de Palestijnse christenen, zich bevinden.

Ongetwijfeld valt er meer te zeggen over de relatie tussen de Messias en Zijn volk dan in de beide brochures gebeurt. Op dit punt is verdere doordenking zonder meer noodzakelijk. Ik nodig onze critici uit om aan deze bezinning deel te nemen. Mogelijk komt de discussie rond Israël dan werkelijk op een hoger plan en kunnen we afstand nemen van goedkope oneliners en oppervlakkige etiketten.

De auteur is hervormd emeritus predikant. Hij werkte mee aan beide Israëlbrochures.