Statuten & Reglement


HomeOver onsStatuten & Reglement

Statuten – Beginselverklaring

De vrije Evangelische Gemeente te Oldebroek bestaat als een vrije en zelfstandige vereniging van gelovigen in Christus Jezus, samengekomen door belijdenis van de Levende Heiland, welke geopenbaard is door de Heilige Schriften, als onze God en Zaligmaker, die zich een gemeente vergadert uit alle geslachten en talen en volken, door middel van de prediking des Woords, als het orgaan des heiligen Geestes.

Om als lid tot deze gemeente te kunnen toetreden is het dus onmisbaar tot persoonlijk geloof in de Heiland te zijn gekomen, en het voornemen te hebben bij Hem te blijven, en zich daartoe aan de leiding en tucht des Heiligen Geestes te onderwerpen.
Gelovende, dat God niet alleen het verbond opricht met de gelovigen, maar ook met hun zaad, worden de kinderen der gelovigen gedoopt naar het bevel des Heren, en treden ze ook als disgenoten tot de tafel des Heren toe, zodra zij het Amen op hun Doop hebben gesproken door het belijden van hunnen en onzen Heiland.
Gelijk het toetreden tot onze gemeente een daad van vrijwilligheid is, zo wordt ook verwacht, dat ieder, die niet meer met de beginselen der gemeente overeenstemt, zich ook vrijwillig zal terugtrekken.
Bij een handel en wandel tegen de bevelen Gods, wordt de tucht toegepast, op het voetspoor, gewezen in matth. 18:15-18. Dewijl uitwendige afwijking het gevolg is van inwendige, zo wordt, om beide te voorkomen, de tucht des Heiligen Geestes op de voorgrond geplaatst.
De aard onzer gemeente wordt bepaald door de beginselen, waaruit de eerste Christelijke gemeente leefde, en die door de Kerkhervorming der 16e eeuw weder naar voren gebracht. Haar doel is: een Zendingsgemeente te zijn. Het gebied van de arbeid der gemeente gaat verder dan de plaats, waar zij vergadert, want “de akker is de wereld”.
Gelovende, dat de Here Jezus even wezenlijk op aarde, als in de hemel is, en dat Hij ook zijn gemeente regeert, als zij zich aan Zijn heerschappij onderwerpen, erkennen wij Hem ook als het enige Hoofd onzer gemeente, en verwachten de leiding en besturing, zowel der gemeente als van haren leraar, van Hem alleen.
Wij willen onze gemeente niet verwarren met de Gemeente als het grote geheel, dat het Lichaam van Christus uitmaakt, en dat wij nergens geheel vinden, doch wel overal, waar gelovigen zijn, ten dele. Maar behalve dat de Heer een Gemeente vergadert, heeft Hij gemeenten op aarde, die Hij daar verwekt, waar het Evangelie gepredikt wordt, naar Zijn wil, want daar worden mensen bekeerd, en die bekeerden sluiten zich aaneen, en verbinden zich onderling tot het volbrengen hunner hemelse roeping, en vormen samen een kring, waarin Hij, naar zijn belofte tegenwoordig is. Zulk een kring is een gemeente.

Wij erkennen dat het voor onze roeping in deze wereld en voor onze persoonlijke wandel niet genoeg is dat wij ons bewust zijn tot de gemeenten des levende Gods te behoren, maar dat wij ook behoefte hebben aan gemeentelijk leven, dat zich op deze aarde openbaart naar de orde der Heiligen Schrift, in de vergadering van gelovigen, met de bediening der ambten en de oefening der gaven, die Hij aan elke plaatselijke gemeente schenkt, naar de mate van haar vatbaarheid. In een gezond gemeentelijk leven worde de wereld getoond, dat wij niet van haar zijn, maar dat wij afstand hebben van al het ongoddelijk handelen, en ons gewijd hebben om naar lichaam, ziel en geest, onstraffelijk van Hem te wandelen.
Uit de gemeente wijst de Heer zelf, door zijn Geest, personen aan die in de ambten en bedieningen der gemeente werkzaam hebben te zijn, terwijl Hij hen, ter bekwaammaking met zijn Geest bedeelt.
Ofschoon onze gemeente voor zich volkomen vrijheid en zelfstandigheid opeist, betekent die vrijheid geen losbandigheid. Immers, wij stellen ons onder de tucht en de leiding des Heiligen Geestes, die geen losbandigheid gedoogt, maar die ons, gebonden aan God en verbonden aan elkander, onder Zijn tucht en elkanders opzicht wil vormen voor de eeuwigheid en hier dienstbaar wil doen zijn tot elkanders volmaking en tot de algemene opbouw van het Lichaam van Christus.
Terwijl wij het algemeen priesterschap der gelovigen erkennen, erkennen wij evenzeer de ambten en bedieningen door de Heer in de gemeente verordend. Voor opzicht over leer en leven en voor de dienst in de gemeente, zijn er ouderlingen en diakenen.
Behalve de openbare samenkomsten der gemeente voor de prediking des Woords door de leraar die daartoe in de gemeente is aangesteld, hebben wij ook bijeenkomsten waarin gelegenheid is om de geestelijke gaven te beoefenen en te openbaren.
Wij achten niet, dat in enige menselijke belijdenis de volmaakte en voltooide uitdrukking der waarheid is gegeven, en wij wensen bij alle waardering van hetgeen in de verschillende belijdenissen is gegeven, de gelegenheid om voort te gaan met te belijden zoals de Heer der Gemeente door Zijn Geest ons verlicht en naar Zijn Woord doet verstaan. Onze vrijheid is: gebondenheid aan God en mitsdien aan Zijn Woord en aan Zijn kinderen.
Wij kunnen Hem niet missen, Wij kunnen Zijn Woord niet missen, wij kunnen elkander niet missen. Missen wij God dan verliezen wij het leven. Missen wij Zijn Woord, dan zijn wij zonder openbaring en zonder richtsnoer. Missen wij elkander dat is het onmogelijk tot de volmaaktheid te komen. Indien wij des vrij zijn van de wet der dienstbaarheid zo zijn wij toch gebonden door de wet des Geestes, des Levens, in Christus Jezus. En om daaronder te blijven, onderwerpen wij ons aan elkanders opzicht.
De leraar is ook lid der gemeente. Zijn lastbrief vindt hij in Matth. 28:18-20, gelijk wij de verordening der gemeente in Hand. 2: 42 vv, 1 Cor. 12-14 de brieven aan Efeziers, Timotheus en Titus en de zeven brieven in Openbaringen 2 en 3 vinden.
Op alle betamelijke vragen vinden wij in de Schrift het passende antwoord. Blijvende bij de bijbel alleen, de bijbel geheel en naar het Woord handelende, vinden wij alles wat wij behoeven, ook voor onze verwachting aangaande de toekomst der gemeente.
Levende in verwachting van de komende Christus, wiens openbaarwording in heerlijkheid voor Zijn gelovigen, en Wiens komen om het eindgericht te houden, wij tegemoet zien, achten wij ons geroepen om naar vermogen te zorgen dat het Evangelie tot een getuigenis gepredikt wordt aan alle volken. Wij geloven dat dit Evangelie de volgende belangrijke waarheden bevat:

  1. Dat God alle mensen lief heeft, en voor de ganse wereld zijn Zoon uit liefde heeft gegeven opdat de wereld door Hem behouden zou worden.
  2. Dat wij in Christus niet slechts onze rechtvaardiging doch ook onze heiligmaking hebben en dat deze indien wij in levende gemeenschap met Christus staan, en haar gelovig aanvaarden, zich in gestadige wasdom bij ons openbaart. Wij constateren dus nadrukkelijk dat Christus werk niet slechts voor ons maar ook in ons volbracht wordt dat wij daarvan in dit tegenwoordige leven reeds de vruchten genieten, en dat de mate onzer vervulling met de Heilige Geest nauw verband houdt met die van onze overgave aan de Heer.

Wie met deze beginselen kan instemmen zien wij gaarne tot onze gemeenschap toetreden, terwijl wij gelovigen die hiervan verschillen niet veroordelen maar bekennen dat wij in Christus met hen één zijn en geloven dat eenmaal zal blijken dat wij zonder elkander niet volmaakt zijn, noch konden worden. De ongeveinsde broederhand reiken wij aan allen, die mede in Christus geloven, van welke richting zij mogen zijn.
Als wij op grondslag van deze beginselen een afzonderlijke gemeente menen te moeten vormen is dat niet omdat wij achten beter te zijn dan anderen doch enkel omdat wij oordelen dat ons beginsel ons wettigt een eigen lijn te volgen en dat alzo het best in de richting der oude Christelijke gemeente wordt voortgearbeid.

20 december 1930.


Reglement

Het reglement van onze gemeente is op te vragen via onze secretaris. secretaris@vegoldebroek.nl