Studie over Israël


HomeIsraëlStudie over Israël

Gods uitverkoren volk

Israel is een bijzonder volk. Niet omdat zij betere of slechtere mensen zijn dan alle andere mensen, – alle mensen zijn gelijk -, maar omdat zij Gods uitverkoren volk vormt. God heeft Israel uitverkoren, en dat geeft haar een unieke positie (Gen.12:1-3; Deut.7:6-8; Rom.9:4-5; Rom.11:28-29). Heel mooi wordt de uitverkoren positie van Israel verwoord in het gebed van David in II Sam.7:23: “En wie is gelijk uw volk, gelijk Israel, het enige volk op aarde, dat God zich tot een volk ging vrijkopen…”. God heeft zijn volk uitverkoren met als doel dat Israel door haar levenswijze en de daaraan verbonden zegeningen van God andere volken jaloers zou maken en hen zo tot God zou kunnen brengen (vgl. Zach.8:23).

Als Israel volgens de richtlijnen van God zou leven in het Beloofde Land (Kanaän), dan zou zij door God rijk gezegend worden en voor altijd in vrede en veiligheid en in welvaart en welzijn wonen (zie o.a. Deut.28:1-14). Deze richtlijnen worden verwoord in de Wet van Mozes, die Israel op de berg Sinaï van God heeft gekregen. De Wet van Mozes is een onderdeel van het verbond dat God met Abraham heeft gesloten in Gen.15 en 17.

Maar het volk Israel verbrak keer op keer het verbond. Israel was niet in staat om het verbond te houden en de leefregels en richtlijnen van de Wet van Mozes na te leven vanwege haar zondige staat. Daarom was een nieuw verbond noodzakelijk. Over dat nieuwe verbond spreekt o.a. Jer.31:31-34. Juist door de Wet te schrijven in het hart van de Israëliet, door de kracht en inwoning van de Heilige Geest (Ez.36:26-27), zal Israel nu veel beter in staat zijn om de Wet na te leven. Het fundament van dat vernieuwde of nieuwe verbond werd gelegd door de zoendood en opstanding van Jezus alsmede door de uitstorting van de Heilige Geest. Over dat nieuwe verbond – ook in tegenstelling tot het oude verbond – spreken o.a. Luk.22:20 en Hebr.8.

Israel en de Gemeente

Maar helaas heeft Israel het verzoeningswerk van Christus niet aanvaard. De overgrote meerderheid heeft Jezus als haar Messias verworpen (Joh.1:11). Daarmee kwam Gods oordeel over zijn volk, o.a. doordat Israel door toedoen van de Romeinen uit haar land werd verdreven in 70 AD en in de Diaspora of de Verstrooiing terechtkwam (Luk.19:41-44). Toen is God met een ander volk zijn reddingsplan verder gegaan, namelijk de Gemeente of Kerk (Mt.21:43). Nu heeft de Gemeente eeuwenlang verkondigd dat Israel door God definitief was verworpen vanwege haar moord op Christus en dat de Gemeente in de plaats van Israel was gekomen. De Gemeente begon zich zelfs het ‘nieuwe Israel’ te noemen. Er was voor Israel als land en volk geen plaats meer in Gods (toekomstig) heilsplan, alleen voor die individuele Jood die tot geloof in Christus kwam en wel via de Gemeente. De Jood hield op Jood te zijn en werd Christen. Zijn Jood-zijn moest hij ook vaak afzweren. Deze zgn. ‘vervangingstheologie’ is in de loop der eeuwen een vrijbrief geworden voor antisemitisch geweld.

De vervangingstheologie is echter een onjuiste leer. Nergens leert de Schrift dat de Gemeente in de plaats van Israel is gekomen en dat Israel voorgoed heeft afgedaan. Integendeel, de Schrift leert duidelijk dat er nog een toekomst is weggelegd voor Israel als land en volk. Het volk Israel zal ooit weer in haar eigen land in vrede en veiligheid wonen onder de heerschappij van de komende Messias. Paulus ontkent stellig dat God Israel verworpen heeft (Rom.11:1). Ooit zal Israel nationaal en geestelijk hersteld worden (Rom.11:26). Wel is Israel tijdelijk door God als het ware ‘geparkeerd’, toen Hij zijn reddingsplan voortzette met de Gemeente. Maar nooit heeft God zijn volk voorgoed verworpen af losgelaten.

Paulus spreekt over dit tijdelijk ‘parkeren’ als een gedeeltelijke verharding die over Israel is gekomen (Rom.11:25-27). De verharding betekent dat Israel haar hart heeft verhard voor de kruisdood van Jezus (I Kor.1:23) en daarom Hem als Messias heeft verworpen. Maar deze verharding is gedeeltelijk. ‘Gedeeltelijk’ wil zeggen dat de verharding niet voor alle Joden geldt en dat de verharding tijdelijk is. In de toekomst wordt de verharding opgeheven, omdat bij de wederkomst van Christus heel Israel Jezus zal aanvaarden als haar Messias.

Vele Joden kwamen tot bekering in de tijd van het Nieuwe Testament. De eerste christenen waren zelfs voor het merendeel Joden. Door alle eeuwen heen en tot op de dag van vandaag zijn er Joden die in Jezus hebben geloofd en geloven, de zogenaamde ‘Messiasbelijdende Joden’. Paulus ziet in Rom.11 het feit dat er altijd Joden zijn geweest die in Jezus hebben geloofd als een teken dat God zijn volk nooit definitief heeft verworpen. Zo ziet hij zichzelf als bewijs daarvan (Rom.11:1), alsmede (zij het een kleine minderheid) Messiasbelijdende Joden, het zgn. ‘overblijfsel’ of ‘rest’ (Rom.11:5).

De Messiasbelijdende Joden vormen een unieke groep binnen de Gemeente. Zij behoren namelijk zowel tot de Gemeente als tot het volk Israel. Naar mijn overtuiging spreekt Paulus over deze specifieke groep Messiasbelijdende Joden of Joodse Christenen als ‘het Israel Gods’ in Gal.6:16.

Land en volk

De belofte van volk en land is onlosmakelijk met elkaar verbonden. God belooft zijn volk Israel niet alleen een geestelijk herstel, maar ook een nationaal herstel en wel in het Beloofde Land, dat ‘Kanaän’ en later ‘Palestina’ genoemd werd. Hoewel Israel meerdere malen uit haar land verdreven is door God vanwege haar zonden, heeft God de landbelofte nooit ongedaan gemaakt. Ooit zal Israel God belijden als haar God en Jezus als haar Messias en Koning (in het duizendjarig vrederijk). Eeuwenlang is Israel verstrooid geweest onder de volken en had zij geen zeggenschap meer in haar oude vaderland. Gedurende vele eeuwen hebben vreemde volken in het Beloofde Land gewoond en geheerst.

Totdat in de tweede helft van de 19e eeuw  onder vele Joden langzamerhand het verlangen ontstond om terug te keren naar het Beloofde Land, en de beweging van het Zionisme ontstond. Groepen Joden kochten stukken grond in Palestina op van de aldaar wonende Arabieren en heersende Turken en ontgonnen het land voor bewoning en landbouw. Ondanks verzet van de plaatselijke Arabische bevolking en tegenwerking door de grote mogendheden, zoals Engeland, keerden steeds meer Joden terug naar Palestina. Door de verschrikkingen van de Holocaust in Nazi-Duitsland, waarbij ongeveer zes miljoen Joden werden vermoord, kwam de emigratie van Joden wereldwijd en de stichting van de Staat Israel in 1948 in een stroomversnelling.

We mogen in de stichting van de Staat Israel Gods hand werkzaam zien. God is bezig om zijn volk weer te verzamelen in het Beloofde Land om haar voor te bereiden op de (weder)komst van Jezus en de aanvaarding van Jezus door Israel als haar Messias. Daarbij zullen de Antichrist en de Grote Verdrukking een cruciale rol spelen. De werkelijke heilsbeloften en heilsprofetieën voor Israel zullen pas na de wederkomst van Messias Jezus in vervulling gaan en wel met name in het duizendjarig vrederijk, maar nu al is God bezig om zijn toekomstplan met Israel weer op te pakken.

De Joodse Staat Israel is volkenrechtelijk gezien een gewone staat, net als alle andere staten van de wereld. Dat betekent dat we de Staat Israel, net als elk ander volk, volkenrechtelijk moeten behandelen. Als Israel zich vergrijpt aan schending van mensenrechten of zich niet houdt aan allerlei  internationale politieke en economische verdragen en juridische en morele rechtsregels, mag en moet zij daarop worden aangesproken en ter verantwoording worden geroepen.

Daarnaast is en blijft Israel Gods volk. Dat betekent dat wij vanuit Bijbelstheologisch standpunt Israel anders moeten beoordelen dan alle andere volken. Als Christenen zijn wij kinderen van de God van Israel, en daarmee zijn wij onlosmakelijk verbonden met het volk en de Staat Israel alsmede de Joden in de Diaspora. Het is onze taak om naast hen te staan en hen te ondersteunen in woord en daad. Deze dubbele houding zou ik willen typeren als kritisch en loyaal. Een hartelijke verbondenheid  met en loyale houding jegens Israel als Gods volk, maar tegelijk kritisch en waar nodig – zij het in alle bescheidenheid – corrigerend jegens Israel als gewone natie, bestaande uit zondige mensen.

Juist in deze tijd waarin Israel vanwege haar houding jegens de Palestijnen steeds meer wordt bekritiseerd en aangevallen en zelfs wordt vergeleken met de Nazi’s (!), moet de Gemeente een helder loyaal geluid jegens Israel laten horen. Het is een gegeven dat er veel Palestijnen wonen en werken in het Beloofde Land. Het is niet juist te beweren dat alle Arabieren en Palestijnen uit Israel of de Palestijnse gebieden moeten vertrekken. Als schepselen van God hebben zij recht op een plek om te leven en te wonen in saamhorigheid en vrede met andere mensen. Of er naast de Joodse Staat ook een Palestijnse Staat moet komen is een zaak die vooral de Staat Israel, en daarnaast de internationale gemeenschap, aangaat. Wij mogen ons in gebed, woord en daad als Christenen inzetten voor blijvende en stabiele vrede in het Midden Oosten, met name voor Israel en de Palestijnse gebieden. Maar onverlet blijft de onverbrekelijke relatie tussen het Beloofde Land en het volk Israel. De Joden hebben volkenrechtelijk en Bijbelstheologisch recht op een eigen staat in het Beloofde Land. Pas ten tijde van de Messias zal de landbelofte voorgoed in vervulling gaan.

Zending

Hoewel Israel Gods volk is gebleven en altijd zal blijven, ondanks haar verwerping van de Messias Jezus, heeft zij wel Jezus nodig voor haar eeuwig behoud. Israel kan alleen gered en hersteld worden als zij Jezus aanvaardt als haar Koning en Verlosser. Dat geldt voor het volk als land en natie, en dat geldt voor elke Jood persoonlijk. Te zeggen dat de Jood al behouden is, alleen omdat hij Jood is en dus bij Gods volk hoort, is een verkeerde voorstelling van zaken. Paulus zegt heel nadrukkelijk dat het evangelie een kracht van God tot behoud is voor een ieder die gelooft, eerst voor de Jood en ook voor de Griek (Rom.1:16). Paulus leert heel duidelijk in de Romeinenbrief dat zowel Joden als niet-Joden onder het oordeel van God vallen (Rom.3:9), en dat Joden en niet-Joden alleen behouden kunnen worden als zij de zoendood van Christus aanvaarden. Daarom moet ook onder Joden en in Israel het evangelie in woord en daad, via evangelisatie en zending, verkondigd worden.

De zgn. ‘twee-wegen-leer’, waarbij wordt beweerd dat Israel Jezus niet nodig heeft, omdat zij al Gods volk en dus behouden is (= de ene weg), maar dat Jezus gekomen is voor de niet-Joden (= de andere weg), is Bijbelstheologisch onjuist. Uiteraard zal zending en evangelisatie door de Gemeente onder de Joden voorzichtig moeten worden uitgevoerd vanwege de enorme smet die de Gemeente in de loop van de geschiedenis op zich heeft geladen. De Gemeente heeft immers vele Joden het leven bijzonder zwaar gemaakt door pogroms en allerlei andere vormen van antisemitisch geweld. Wellicht spelen de Messiasbelijdende Joden een belangrijke rol om zending en evangelisatie te bedrijven onder hun Joodse volksgenoten, en verdienen zij als onze Joodse broeders en zusters in Christus onze welgemeende steun in woord en daad.

De toekomst van Israel

Israel speelt een wezenlijke rol in de eindtijd. God komt Zijn belofte jegens Israël na: Hij zal land en volk herstellen. Israël zal vanuit de Diaspora terugkeren naar het beloofde land en daar uiteindelijk in vrede en veiligheid wonen en God dienen. Het totale herstel van Israel, zowel in nationaal als in geestelijk opzicht, zal plaatsvinden bij de terugkeer van Jezus op aarde na de grote verdrukking.

Dat zal plaatsvinden in het duizendjarig vrederijk, waar Christus als Koning over Israel en de aarde zal heersen (Rom.11:25-27; Mt.23:39). Dan zal er gedurende duizend jaar blijvende en stabiele vrede en gerechtigheid zijn op de gehele aarde. Jezus zal zichtbaar voor alle volken heersen op aarde. Het regeringscentrum van Jezus is Jeruzalem.

Alle Joden zullen terugkeren naar Israel om daar te wonen (Mt.24:31; Ez.37:15-28). Het land zal worden verdeeld onder de twaalf stammen. Dan zal uiteindelijk de landbelofte, door God aan Abraham gedaan, werkelijk in vervulling gaan (Gen.15:18-21). Over de stammen van Israel zullen de twaalf apostelen van Jezus heersen (Mt.19:28). Er zal een geheel nieuw Jeruzalem met een nieuwe tempel worden gebouwd. De tempel wordt uitvoerig beschreven in Ez.40-46.

De verloren tien stammen

Ez.37:15-28 spreekt over een hereniging van het Tweestammenrijk Juda met het Tienstammenrijk Israël. In 722 v. Chr. is het Tienstammenrijk Israël gedeporteerd naar het Assyrische Rijk, en in 586 v. Chr. is het Tweestammenrijk Juda gedeporteerd naar het Babylonische Rijk. Een groot deel van de stam Levi is tijdens de Assyrische belegering naar Juda gevlucht en uiteindelijk opgegaan in het Tweestammenrijk. Van het Tweestammenrijk Juda zijn vele Joden later in verschillende etappes weer teruggekeerd naar Israel. Vele Joden zijn echter ook in het Babylonische Rijk blijven wonen, omdat zij daar inmiddels een bestaan hadden opgebouwd.

In de loop der eeuwen zijn vele speurtochten geweest naar de verloren tien stammen en zijn vele volken als mogelijke kandidaten genoemd, zoals de Indianen, de Zigeuners, de Tataren, de Khazaren, de Britten (de zgn. ‘Brits Israel gedachte’) en de Japanners. Echter geen van deze volken hebben te maken met de tien stammen. Momenteel worden diverse etnische groepen aangewezen als nazaten van de tien stammen, zoals de Falasha uit Ethiopië, de Lemba uit Zuid-Afrika, de Bene Israel en de Shinlung uit India en de Pathanen uit Afghanistan. Of al deze etnische groepen daadwerkelijk afstammelingen van de tien stammen zijn, is nogal omstreden. Wellicht geldt dat wel voor enkele groepen, zoals de Falasha en de Lemba.

De meest waarschijnlijke opvatting is dat de tien stammen zich grotendeels hebben vermengd met de twee stammen, en daarmee in het huidige Joodse volk zijn opgegaan. Slechts een klein deel van het Tienstammenrijk, voornamelijk de gegoede burgerij, is in ballingschap naar Assyrië weggevoerd. De achtergebleven Israëlieten hebben zich deels vermengd met de naar Israël gedeporteerde volken, die uit andere delen van het Assyrische Rijk afkomstig waren, en daaruit zijn de latere Samaritanen ontstaan. Het blijkt dat vele inwoners van het Tienstammenrijk tijdens de Assyrische bezetting zijn gevlucht naar het Tweestammenrijk Juda. Uiteindelijk zullen in de eindtijd alle twaalf stammen van Israel weer zijn verenigd tot één volk in het Beloofde Land.

Bijlage: Een overzicht van de geschiedenis van Israel

De Bijbelse geschiedenis begint met de schepping van het eerste mensenpaar, Adam en Eva.  Zij leefden in volledige harmonie met de Schepper. Na enige tijd vielen Adam en Eva in zonde. Sindsdien is de menselijke geschiedenis van zonde, lijden en gebrokenheid begonnen, maar ook Gods bevrijdend handelen in de geschiedenis. Uit Adam en Eva is het menselijk geslacht voortgekomen. Eén van de nazaten van Adam is Noach. De mensheid ten tijde van Noach werd vanwege de zonde weggevaagd door de zondvloed. Alleen Noach heeft met zijn gezin de zondvloed overleefd. Uit Noach kwam de mensheid van na de zondvloed voort. Eén van de nazaten van Noach was Abraham en met Abraham begint de geschiedenis van het volk Israel.

Abraham werd door God uit Mesopotamië naar het Beloofde Land in Kanaän geroepen om daar te gaan wonen. Uit Abraham is het volk van Israel voortgekomen, via Abrahams zoon Isaäk en via diens zoon Jakob. Abraham, Isaäk en Jakob staan bekend als de Aartsvaders (2100–1850 v.Chr.). Jakob kreeg twaalf zonen, uit wie de twaalf stammen van Israel zijn voortgekomen.

Eén van Jakobs zonen, Jozef, werd door zijn broers als slaaf naar Egypte verkocht. Via een weg van slavernij en gevangenschap werd Jozef onderkoning van Egypte. Doordat er hongersnood kwam in het Midden-Oosten, gingen Jakobs zonen naar Egypte om graan te kopen. Na de emotionele hereniging van Jozef met zijn broers kwam Jakob met zijn hele familie naar Egypte om in het land Gosen te gaan wonen (1875 v.Chr). Gedurende 430 jaar heeft de familie van Jakob, die inmiddels was uitgegroeid tot een talrijk volk, in Egypte gewoond.

Doordat de farao van Egypte, uit angst voor dit talrijke volk, Israel ging onderdrukken met slavernij, heeft God Israel bevrijd uit de slavernij door middel van tien plagen en begon de uittocht uit Egypte (1450 v.Chr). Gedurende veertig jaar heeft Israel door de woestijn rondgetrokken onder leiding van Mozes alvorens ze het Beloofde Land kon binnentrekken. Tijdens de woestijnreis heeft God aan Zijn volk naast de tien geboden vele wetten en leefregels gegeven. Na de dood van Mozes trok Israel onder leiding van Jozua de grensrivier de Jordaan over en heeft Kanaän grotendeels veroverd (1410-1400 v.Chr.).

Nadat Jozua gestorven was, brak het tijdperk van de richters aan (1400–1100 v.Chr.). Richters waren politiek-religieuze leiders door God geroepen om Israel te bevrijden van aanvallen en overheersing door  vijandelijke buurvolken, zoals de Filistijnen, Kanaänieten en Midianieten, die God had gestuurd als straf voor de afvalligheid van Zijn volk. Bekende richters zijn Debora, Gideon, Jefta en Simson. De laatste richter van Israel was Samuël. Het volk Israel wilde graag een koning als staatshoofd, net als de volken rondom Israel die hadden. Toen stelde God Saul als koning aan.

Saul heeft vele jaren over Israel geregeerd (1051–1011), maar omdat hij voortdurend zondigde tegen God, heeft God hem zijn koningschap afgenomen en gegeven aan David. Na de dood van Saul werd David koning (1011–971). Eerst regeerde hij zeven jaar vanuit Hebron, en na zijn verovering van Jeruzalem vanuit Jeruzalem, waarbij deze stad de hoofdstad van Israel werd. David heeft van Israel een politieke en nationale eenheid gemaakt. Ook heeft David vele oorlogen gevoerd en daarbij volken overwonnen en hun gebied aan zijn rijksdomein toegevoegd of hen belastingplichtig gemaakt. David werd opgevolgd door zijn zoon Salomo (971–931). Tijdens Salomo was er sprake van vrede in het land. Tijdens zijn bewind is ook de tempel te Jeruzalem gebouwd. Ook heeft hij vele andere bouwprojecten op zijn naam staan. Maar door o.a. zijn politiek van dwangarbeiderschap om deze projecten te kunnen bouwen, ontstond er ontevredenheid onder het volk. Bovendien was hij aan het eind van zijn leven afgoden gaan aanbidden, afgoden die zijn vele (bij)vrouwen hadden meegenomen naar Israel.

Na de dood van Salomo werd hij opgevolgd door zijn zoon Rehabeam (931–913), die echter de politiek van zijn vader voortzette. Dit leidde tot een scheuring in het rijk (931). Tien stammen scheidden zich af en vormden het Noordelijke Rijk of Tienstammenrijk Israel met als (latere) hoofdstad Samaria. Hun koning werd Jerobeam I (931–910), die de opstand tegen Rehabeam had geleid. Slechts twee stammen, Juda en Benjamin, bleven Rehabeam trouw en vormden het Zuidelijke Rijk of Tweestammenrijk Juda met als hoofdstad Jeruzalem. Gedurende de daaropvolgende eeuwen was er sprake van veel conflicten tussen Juda en Israel alsmede van afvalligheid aan God door de aanbidding van allerlei afgoden, zoals Baäl en Astarte. Enkele malen waren de beide rijken bijna ten dode toe opgeschreven door aanvallen en bezetting door buurlanden, zoals Egypte en Aram.

Israel en Juda hebben tot hun einde altijd koningen aan het bewind gehad, waarbij Juda werd gekenmerkt door een opeenvolging van koningen uit het huis van David, en Israel werd gekenmerkt door diverse staatsgrepen waarbij het ene koningshuis het andere verving. Toch zijn er enkele momenten geweest, waarin de koning en het volk zich weer toewijdden aan God, zoals ten tijde van koning Josia van Juda, toen het wetboek van God werd teruggevonden.

Achttien koningen hebben na Jerobeam I over Israel geregeerd. Bekende koningen zijn Achab (874–853) en Jehu (841–814). Tijdens de laatste koning van Israel, Hosea (732-722) kwam in 722 v.Chr. een einde aan het Tienstammenrijk Israel door het Assyrische Rijk onder leiding van koning Salmanasser. Vele inwoners van Israel werden in ballingschap weggevoerd naar Assyrië en in hun plaats kwamen mensen van andere volken in Israel wonen. Uit de laatste zijn de latere Samaritanen ontstaan. Negentien koningen hebben na Rehabeam over Juda geregeerd zijn. Bekende koningen zijn Hizkia (729–686), Josia (640–609) en Zedekia (597–586).

Tijdens de laatste koning van Juda, Zedekia, kwam in 586 v.Chr. een einde aan het Tweestammenrijk Juda, waarbij de hoofdstad Jeruzalem met de tempel door het Babylonische Rijk onder leiding van koning Nebukadnessar werd verwoest. Vele inwoners van Juda werden in ballingschap naar Babylonië weggevoerd. Zo was een einde gekomen aan beide staten. Na de Babylonische ballingschap keerden in 539 v.Chr. door toedoen van de Perzische koning Kores vele Joden onder leiding van Zerubbabel weer terug naar het Beloofde Land om het land en de stad Jeruzalem met de tempel te herbouwen (520–516). Een tweede terugkeer vond plaats onder leiding van Ezra (458), en een derde onder leiding van Nehemia (445). Het Beloofde Land werd bestuurd door stadhouders, aangesteld door de Perzen.

Tijdens het koningentijdperk hebben diverse profeten opgetreden. Profeten waren mensen die God had geroepen om Israel op te roepen te breken met hun zonden, zoals afgoderij, en zich te bekeren tot God. Indien niet, dan zou God het volk straffen met ballingschap, hetgeen ook is gebeurd. De profeten hebben tijdens de diverse koningen in Israël en Juda opgetreden. Om enkele voorbeelden te noemen: zo hebben Elia en Elisa opgetreden ten tijde van de koningen Achab, Ahazia en Joram in Israël; zo heeft Jeremia de verwoesting van Jeruzalem en de tempel meegemaakt. Ezechiël was een profeet tijdens de ballingschap in Babel. Haggaï, Zacharia en Maleachi hebben opgetreden in Juda na de terugkeer uit de Babylonische ballingschap. Het Assyrische Rijk, dat het Tienstammenrijk Israel had weggevaagd, werd later veroverd door het Babylonische Rijk, dat op haar beurt weer werd veroverd door het Perzische Rijk. Tijdens het Perzische Rijk hebben Daniël en Esther opgetreden.

Het Perzische Rijk werd op haar beurt door het Grieks Macedonische Rijk van Alexander de Grote verslagen en veroverd (333-332), waaronder het Beloofde Land. Na de dood van Alexander de Grote werd zijn rijk verdeeld onder zijn vier generaals, die ieder eigen rijken stichtten, waaronder het Ptolemaeïsche Rijk en het Seleucidische Rijk. Het Beloofde Land kwam in handen van het Ptolemaeïsche Rijk (=Egypte), maar ging uiteindelijk in 198 v.Chr. over in handen van het Seleucidische Rijk (=Syrië).

In 167 brak de opstand van de Makkabeeën of Hasmoneeën uit tegen de Seleucidische koning Antioches IV, die een standbeeld van Zeus had laten oprichten in de tempel. Deze strijd heeft tot 134 geduurd, waarna de Joden voor het eerst sinds de Babylonische ballingschap weer zeggenschap kregen in het Beloofde Land. Toen werd het koninkrijk der Hasmoneeën opgericht. De oude Joodse rituelen werden in ere hersteld en de hogepriesters regeerden als politiek-religieuze leiders. In 63 v.Chr. kwam een einde aan dit Joodse rijk door de verovering van het Beloofde Land door de Romeinen.

Doordat Antipater, zoon van de vorst van Idumea, en zijn zoon Herodes zich aan de zijde van de Romeinen hadden geschaard, werden zij door de Romeinen benoemd als heersers over Judea. Van 37 tot 4 regeerde Herodes als koning over Judea. Tijdens zijn bewind werd Jezus geboren in ca. 5 v.Chr. Herodes staat bekend als een wrede koning, want naar aanleiding van de geboorte van Jezus liet hij alle jongetjes onder de twee jaar om het leven brengen. Hij is ook degene die de tempel in Jeruzalem heeft laten restaureren, verfraaien en uitbreiden.

Na zijn dood werd zijn koninkrijk verdeeld onder zijn drie zonen. Eén van zijn zonen was Herodes Antipas, die regeerde van 4 v.Chr. tot 39 na Chr. over Galilea. Hij is de Herodes onder wie Jezus werd gekruisigd. Judea kwam van 6 tot 66 onder direct bewind van Romeinse stadhouders, waaronder Pontius Pilatus (26-36). Na 44 kwam heel Israel onder Romeins stadhouderschap.

Onder Pilatus werd Jezus gekruisigd in ca. 30. Vanwege de toenemende onderdrukking door de Romeinen steeg het verzet onder de Joodse bevolking. In 66 kwamen de Joden in opstand tegen de Romeinen. Deze opstand duurde tot 73, en in 70 werd Jeruzalem met de tempel verwoest door de Romeinen onder leiding van Titus. In 73 eindigde de Joodse opstand met de belegering en val van Massada. Vele Joden hadden tijdens deze opstand het leven gelaten. De Romeinen hebben over het Beloofde Land geheerst tot 337.

Na hen hebben de Byzantijnen (337-638), de Arabieren (638-1099), de Kruisvaarders (1099-1291), de Mamelukken (1291-1516), de Ottomanen (1516-1917) en de Britten (1917-1948) over het Beloofde Land geheerst. De Joden zijn door de eeuwen heen intens vervolgd, zowel in het Beloofde Land als in de Diaspora, met name tijdens de Kruistochten en de Holocaust. Echter in de 19e eeuw ontstond het Zionisme, een beweging die zich inzette voor herstel van Israel als zelfstandig thuisland voor alle Joden wereldwijd. Vele Joden zijn vanaf die tijd teruggekeerd naar het Beloofde Land en uiteindelijk heeft dat geleid tot de stichting van de Staat Israel in 1948.

Ds. K. Kruithof

november 2012